
De werkelijke snelheid: niet die op je dashboard
Autofabrikanten laten je geloven dat je 130 km/u kúnt. Maar je gaat dat helemaal niet. In het echte leven zit je een flink deel van je tijd stil, stapvoets, zoekend naar parkeerplek, wachtend bij stoplichten én rondjes rijdend omdat Google Maps denkt dat jij wel houdt van uitzicht.
De fiets? Die beweegt. Altijd.
Ook al trap je maar 16 km/u gemiddeld, je komt bijna continu vooruit. Geen files, geen parkeerjacht, geen drama. Gewoon gaan.
De verborgen tijdvreters van de auto
De auto is sneller… zolang je alleen kijkt naar het stuk rijden.
Maar neem je de hele rit mee — deur tot deur — dan wordt het ineens pijnlijk: Alles bij elkaar gaat er shocking veel tijd in zitten:
- Jas aantrekken, autosleutels zoeken en natuurlijk koffie mee voor de liefhebbers
- (Krabben… want natuurlijk is de ruit wéér bevroren)
- Instappen, riem om
- Telefoon aansluiten, kachel/airco op temperatuur
- De wijk uit wurmen
- Stoplichten die zogenaamd “intelligent” samenwerken (maar meestal tegen je zijn)
- Files, thank you very much
- Parkeren. Succes. Rondjes rijden tot er een plek vrijkomt
- Een halve marathon lopen naar je eindbestemming
Je snapt het. Je snelheid verdampt waar je bij staat.
De fiets: nederige held, maar rete-efficiënt
Een fiets start meteen. Geen gedoe. Geen warming-up. Geen wachtrijen.
Hij gaat letterlijk van voordeur naar voordeur. Geen bonusloop van 500 meter omdat de parkeergarage weer vol staat.
En eerlijk: in de stad hoef je niet eens sportief te zijn om van de auto te winnen. Je moet alleen niet bang zijn om te trappen — en een beetje wind negeren.
Het grotere plaatje
Zodra je het totale tijdverlies meerekent, is de fiets niet zomaar een optie, maar vaak de snelste manier van A naar B.
En je bent óók nog eens goedkoper uit, milieuvriendelijker en meestal vrolijker bij aankomst.